Houtbewerkers worden door het hele land in vrijwel elk lokaal gebied gebruikt en vormen de grootste bezetting van structuuruitwisselingen. Ambachtslieden hebben de vrijheid om te werken in privé, zakelijk, licht mechanisch of zwaar ontwikkelingsgebied op het gebied van nieuwe ontwikkeling, herontwerp en ondersteuning.
Er zijn understudy-ambachtslieden, discipelhoutbewerkers, loodhoudende schilders, slotenmakers en vloerbedekkingsleggers / tegelzetters. Tegen 1400 pasten Engelse houtbewerkers regelmatig gotische boogvorming en gotische versieringen toe op de daken en scheidingswanden van zeer bescheiden constructies zoals stallen en arbeidersboerderijen, en op de buitenkant van grootstedelijke patio’s, waarvan de continentale partners bij onderzoek zeer eenvoudig en nuttig waren. In de twaalfde eeuw dwongen een paar uiterlijke beperkingen houtbewerkers om dit kader te veranderen.
Tijdens de twaalfde eeuw presenteerden Engelse houtbewerkers de soulace, een steun tussen dwarsbalk en kraag, om een veelhoekige 8-curve te creëren, zoals bij Canon Pyon (Herefs. Boekhoudverslagen tonen aan dat Engelse ambachtslieden tegen het midden van de dertiende eeuw een extremere optie hadden in tegenstelling tot naar de normale dwarsbalk op het dak in 15 het type van de kruksteun, vanaf het begin duidelijk beperkt tot utilitaire ontwerpen, met name boerderijstructuren. Dienovereenkomstig creëerden Engelse houtbewerkers kaders die konden worden gewijzigd voor plaatsen van verschillende klassen, maar daarnaast voor andere enkel gevierde bouwwerken, bijvoorbeeld kapellen en stallen.